Alternatieve gewassen, zoals vezelhennep, olifantsgras en lisdodde, staan volop in de belangstelling. Voor boeren en tuinders zijn het kansrijke soorten voor rotatieteelt of natte gronden. Voor de bouwsector maken de gewassen een verduurzamingsslag mogelijk. Op de langere termijn zien onderzoekers nog meer mogelijkheden in de markt dan op de korte termijn.
Wat zijn kansrijke teelten van vezelgewassen in Nederland? Op die vraag antwoorden onderzoekers van Wageningen Economic Research in een studie uit 2024. Ze denken aan gewassen als graan, vezelhennep en vlas die zijn af te wisselen met akkerbouwgewassen zoals uien en aardappelen. Of aan meerjarige gewassen als olifantsgras (Miscanthus giganteus) en kiriboom (Paulownia tomentosa), omdat deze teelten weinig arbeid vragen en veel koolstof vastleggen. Voor met name veenweidegebieden, die de komende jaren natter moeten blijven in de strijd tegen bodemdaling en methaanvorming, zijn gewassen als riet en lisdodde in beeld.
Stro van akkerbouwbedrijven
De onderzoekers benoemen op de eerste plaats akkerbouwbedrijven die hun stro afzetten in de biobased bouw. ‘Deze teelt bestaat al en is bekend en stabiel. Er is bovendien al een keteninfrastructuur’, schrijven ze in hun rapportage ‘Vervolgens zien we mogelijkheden bij een meer diverse groep landbouwbedrijven.’
Marktpotentie
Voorwaarde is dat de verdiensten uit de vezelgewassen hoger zijn dan die uit de gewassen die nu op het land staan. Met name voor bedrijven die te maken krijgen met beperkende milieumaatregelen zien de onderzoekers marktpotentie. Het gaat bijvoorbeeld om melkveehouderijen die gaan extensiveren in Natura 2000-gebieden of waterwingebieden. Ook zijn vezelrijke gewassen in te zetten als rustgewas na een intensieve teelt. Daarnaast kunnen ze ingezet worden als landschapselement of op stukjes grond die ‘over’ zijn.
De meningen zijn verdeeld over het inzetten van vezelgewassen in de zogenoemde bufferzones. Dat zijn de stroken langs watergangen waar de uitspoeling van gewasbescherming en meststoffen beperkt moet worden. ‘In potentie is deze optie er, maar de praktijk leert dat er veel praktische belemmeringen zijn’, zo staat te lezen.
Wat kan wel en niet?
In het rapport staan tal van kritische succesfactoren die bepalen of de teelt succesvol wordt of juist niet. Veel zal afhangen van de afzet, ofwel de ontwikkeling van de markt voor biobased bouwmaterialen. Daarnaast is de vraag naar grond groot en dus zijn de prijzen van percelen hoog, waardoor de kosten voor boeren en tuinders oplopen. Het beleid rond bufferzones en natuurgebieden bepaalt bovendien grotendeels wat wel of niet kan in een specifiek gebied.
‘We zitten in een transitie van zowel de landbouw- als de bouwsector’, schrijven de onderzoekers in ‘Opties voor de teelt van vezelgewassen voor biobased bouwmaterialen in de Nederlandse landbouw’. ‘Transities kenmerken zich door grote onzekerheid en veel ontwikkelingen, zowel op beleidsvlak als in de markt. Ook zien we dat er nu nog verschillende opties te onderscheiden zijn, waarvan er uiteindelijk enkel de markt gaan domineren.’
Stimulans vanuit overheid
Wat is nodig om de markt voor biogrondstoffen snel op te schalen? De overheid probeert de vezelteelt te stimuleren via de Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB). Ook moet er een robuuste en zelfstandige markt voor de teelt, verwerking en toepassing van biogrondstoffen in de bouw komen. Het hoofddoel van de NABB is ‘bij te dragen aan nationale doelstellingen op het gebied van CO₂-reductie, stikstofreductie, circulaire economie, natuur- en biodiversiteit en ruimtelijke kwaliteit’.
Om de bouwsector te verduurzamen, kijken bedrijven naar verschillende oplossingen. Zo is er een biobased bindmiddel als vervanging van bitumen in beeld. Hout wordt steeds vaker gebruikt voor nieuwe fiets- en voetgangersbruggen. Bioverrijkt beton kan toegepast worden in straatmeubilair en fietspaden. Dat beton wordt voornamelijk gemaakt door toevoeging van droge vezels uit planten. Het meest geschikte gewas daarvoor is momenteel olifantsgras.
Opschaling nodig
Volgens een verkenning in opdracht van Rijkswaterstaat is de productie en afzet van vezelgewassen op dit moment beperkt, terwijl de vraag naar biobased materialen voor de openbare ruimte zeer groot is. ‘In de biobased ontwikkeling stranden veel innovatieve projecten, omdat ze niet snel genoeg kunnen groeien. Opschaling is nodig om de kostprijs te beheersen. Dit lukt eigenlijk alleen maar bij innovaties die voortkomen uit bedrijven, waar uit lopende activiteiten verdiencapaciteit aanwezig is’, concludeert het ingenieursbureau Royal HaskoningDHV in de studie. ‘Grote bedrijven zien deze investering vaak als te risicovol, het marktsegment is te klein of ze zijn er niet mee bekend.’
Bron: Groen Kennisnet